|
|
geld volledig in deze versnelde evolutie. Voordat elektronische
geldoverdracht evenwel denkbaar was, moest deze dematerialisatie een absolute
verworvenheid zijn geworden. De opeenvolgende introducties van eerst het
bankbiljet (als vervanger voor het losse muntstuk), nadien de cheque (door
iemand ondertekend en uitgeschreven op naam van een begunstigde die wordt
betaald door een bank) en ten slotte de credit- of betaalkaart (die onze
magnetische identiteit verifieert en zorgt voor onmiddellijke communicatie
met de bank) schetsen in het kort de geschiedenis van het betaalmiddel,
een evolutie van materieel naar virtueel en van analoog naar digitaal. Eerst
werd het geld gewogen, nadien bedrukt en met de hand beschreven en ten slotte
elektronisch verwerkt. Het spreekt vanzelf dat behalve onze voorstellingswijze
|
en onze opvattingen van tijd en realiteit, van stoffelijkheid en symboolwaarde,
van sociale interactie ook onze houding tegenover de politiek en tegenover
onszelf de invloed ondergaat van deze evoluerende invulling van het concept
geld.
Alle economen uit de vorige eeuw konden zich zonder problemen vinden in het metallisme. Die opvatting moest echter plaats maken voor het nominalisme, dat zijn legitimiteit in eerste instantie stoelde op het feit dat het nominale geld nog steeds kon worden ingewisseld voor edel metaal, dat moest dienen als absolute waarborg. Het bankbiljet, zo stelde men, was representatief voor het goud. In een tijd die werd gekenmerkt door de esthetiek van de uitbeelding (zowel in de roman als in de schilderkunst) eiste men nadrukkelijk, als -->
|
one back |
|
next part |
|