|
|
De kracht van de nieuwe mediatechnologieën schuilt zoals bekend
niet in de ideeën die zij overbrengen, maar wel in de geruisloze verandering
die zij aanbrengen in onze beleving van de wereld, in de manier waarop zij
de verhouding wijzigen tussen de tekens en de dingen, de beelden en de werkelijkheid,
de ideeën en de daden, de kijk op onszelf en de kijk op de anderen.
Het alfabetisch schrift, dat dateert uit ongeveer dezelfde periode als de
uitvinding van het geld, is niet alleen een visuele weergave van het gesproken
woord aan de hand van een beperkte reeks tekens die wij "letters"
noemen. Neen, het stelt de taal ook in staat zich los te maken van de spraak,
van de levende aanwezigheid van de spreker en de toegesprokene, waardoor
ze een schijnbaar onafhankelijk bestaan verwerft.
|
Plato heeft gelijk als hij zich afvraagt wat er van een tekst moet geworden als de
schrijver niet (meer) aanwezig is. Hij vreest voor een zekere verwijdering, een breuk,
een autonoom worden van het taalkundig teken ten opzichte van de levende
aanwezigheid van de spreker, die zijn standpunt bijgevolg niet langer kan
verdedigen en toelichten tegenover degene die hem beluistert en die het
gesprokene niet langer kan afstemmen op de telkens weer unieke kenmerken
van de toehoorder. Het schrift - altijd testamentair en aan iedereen op
gelijke basis beschikbaar gesteld - opent een andere wereld dan die van
het levende woord en werd dan ook door sommigen als een verlies ervaren. Maar Democritus en Epicurus zagen in het samenstel -->
|
|
next part |
|